Vraag van Willy Smout

In DS van 4 februari 2014 werd aangekondigd dat het Vlaams Gewest het beheer van de Merode bossen voor de jaren 2014-2017 zal overdragen aan de 3 provincies. Vanaf 2018 zou dan weer alle bevoegdheid worden overgedragen aan de provincie Antwerpen. Dit roept toch een aantal vragen op.

1. Werd deze constructie vooraf besproken met de betrokken provincies? Hoeveel gaat dit medebeheer de Vlaams-Brabantse belastingbetaler uiteindelijk kosten? Wat zijn de beweegredenen om dergelijke constructie op te zetten?
2. Welke rol heeft onze provincie te vervullen in deze periode?
3. Onder coördinatie van VLM zal nog 6.5 miljoen euro worden geïnvesteerd. Wat is hierin het aandeel voor onze provincie?
4. Voor een bosgebied volstaat klimaatneutraliteit niet. Dergelijke gebieden moeten netto CO2 verbruikers zijn. Hoe denkt de deputatie in dit project de CO2 balans in gunstige zin te verbeteren? Hoe en waar gebeurde de boscompensatie van de massale bomenkap sinds 2004?
5. Vindt de deputatie het normaal dat vanaf 2O18 een andere provincie autonoom het beleid zal bepalen inzake beheer van een van de grootste Vlaams-Brabantse groene longen ?

Mevrouw Swinnen, gedeputeerde, antwoordt dat het project ongeveer 10 jaar geleden startte met een aanbod van prins De Merode van 1.500 hectare bos- en landbouwgebied. Vlaanderen wou dat dit aaneengesloten gebied als dusdanig behouden bleef. Op deze vraag werd een charter gemaakt waarbij een aantal partners, onder stimulans van de VLM, een afsprakenkader hebben opgesteld. De toekomstige eigenaars van de gronden engageerden zich zo om het gebied in zijn geheel te gebruiken en te behouden met voldoende aandacht voor natuur, landschap en landbouw. Ze zegt dat de gronden verdeeld werden onder de verschillende partners. De eerste investeringen betroffen landinrichting. Om dit te kunnen beheren werd een stuurgroep opgericht met vertegenwoordiging van de verschillende eigenaars en de VLM.

Ze vult aan dat er nadien werd beslist dat ook aspecten van plattelandseconomie, toeristisch onthaal, uitbouw van logies, streekidentiteit moesten opgenomen worden. Hierdoor werd het niet alleen een landinrichtingsproject maar ook een plattelandsproject. In 2012 werd het gebied, voor bijkomende plattelandsprogramma’s, verruimd met stukjes van de stad Diest en de stad Scherpenheuvel. De wandel- en fietsroutes waren op dat grondgebied reeds ingebed.

Ze vult aan dat er nog een bedrag van 6 miljoen euro vrij is voor besteding. De investeringswerken worden door de VLM gepatroneerd. In dit bedrag zit bijvoorbeeld een uitgave voor een inrichtingsplan bos & heide te Averbode, een investering voor de poort van Averbode en de poort Scherpenheuvel.

Ze vult aan dat los hiervan ook nog werd geïnvesteerd in de wandel- en mountainbikeroutes en ze kondigt ze de komst van ruiterroutes aan.

Ze stelt dat dit nu wijzigt omdat de VLM enkel de inrichting doet binnen een plattelandsproject en niet het platform biedt om het charter verder te onderbouwen en uit te voeren. In het kader van de Interne Staatshervorming, beschikken de provincies nu over de regie van de plattelandsprogramma’s.

Ze stelt dat aan de 3 betrokken provincies dan ook werd gevraagd het platform te blijven aanbieden. Aangezien het grootste gedeelte van dat plattelandsprogramma in de provincie Antwerpen ligt, werd gevraagd aan de vertegenwoordiger van de provincie Antwerpen te starten met het voorzitterschap van de beleidsgroep. Financieel betekent dit niets voor onze provincie, tenzij het gaat over het onderhoud van de wandel- fiets en ruiterroutes op Vlaams-Brabants grondgebied.

Mevrouw Swinnen, gedeputeerde, licht toe dat wat de kappingen betreft om de natuurlijke vennen- en heidegebieden opnieuw weer ruimte te geven, aan de partners werd gevraagd om de feitelijke compensaties in de gaten te houden met voldoende aandacht voor motivering naar de burgers toe.

De heer Smout vraagt of de provincie de compensaties zelf niet in de gaten houdt, ondanks dat dit de uiteindelijke verantwoordelijkheid is van de eigenaars.

Mevrouw Swinnen, gedeputeerde, antwoordt dat op het ogenblik dat er protest was tegen de kappingen, zowel vanuit de stad Scherpenheuvel als vanuit de provincie een duidelijk signaal werd gegeven aan het bestuur dat dergelijke plattelandsprojecten ook gedragen moeten worden door de bevolking.