Om over na te denken: een heel interessante column in DS vandaag!
De desillusie van de gekleurde school door Katleen Van Langendonck
‘Waar blijft een beleid dat oplossingen aanreikt?”
Door voor haar kinderen een gekleurd gemeenteschooltje kiezen, hoopte Katleen Van Langendonck hen onder te dompelen in de multiculturele realiteit van vandaag. Maar als haar jongste begint te vragen of hij door varkensvlees te eten naar de hel gaat, wordt het moeilijk. Als hij zijn huiswerk niet maakt omdat bijna niemand dat doet, houdt het op.
Wie? Programmator podiumkunsten Kaaitheater. Schrijft in eigen naam.
Tien jaar geleden dacht ik als inwoner van Borgerhout multicultureel te leven omdat ik brood kocht bij een joodse bakker, groenten bij een Marokkaanse kruidenier en vlees bij een Vlaamse slager. Onze leefschool in Zurenborg was een leuke school, met ouders die je dadelijk het gevoel gaven dat ze potentiële vrienden waren. Mijn vriend zat al gauw in de cafévoetbalploeg van de school, ik genoot van het koffiedrinken met de mama’s ’s ochtends voor het werk. De schoolvriendinnetjes van mijn dochter droegen allen jurkjes van trendy Belgische vrouwelijke ontwerpers (van wie de kinderen veelal op dezelfde school zaten) en gingen naar kindertheater in Het Paleis. Oh ja, er zaten ook drie Marokkaantjes in de klas van mijn dochter, want het was een multiculturele school. Dat ze nooit naar verjaardagsfeestjes kwamen, tja, dat was hun keuze, want ze werden wel uitgenodigd.
Postbodes en poetsvrouwen
Zes jaar geleden verhuisden we naar Brussel en kozen we voor een gekleurd gemeenteschooltje vlakbij, in de Vlaamse rand. Wat later schreef ik in deze krant dat ik nu wist wat echte integratie was: ‘Acht van de 26 kinderen hebben twee Nederlandstalige ouders. De anderen praten thuis Frans, Marokkaans, Turks, Pools. Geen creatievelingen hier bij de ouders, maar veelal postbodes, poetsvrouwen, verzorgsters. Mijn vriend zit nog steeds in de Antwerpse vriendenvoetbalclub en ik mis de ochtendkoffieklets. Maar het leerplan van deze school is week per week hetzelfde leerplan als dat van de trendy school in Antwerpen. En ook hier gaat men naar theater, gaat men op boerderij-, zee- en sportkamp. Ook hier is er individuele aandacht voor elk kind met moeilijkheden op welk vlak dan ook. Er zijn namelijk geen slechte scholen in Vlaanderen.’(DS 6 maart 2009)
Hoewel het niet steeds makkelijk was – je dochter, zonder gordel om, met vijf andere kinderen in de auto bij haar beste (Marokkaanse) vriendinnetje, discussies over ons sociaal systeem met moeders die het normaal vinden om net lang genoeg te werken tot ze weer een fulltime-werkloosheidsuitkering krijgen – heb ik dat klasje zes jaar lang veelal positief ervaren. Kinderen die wel naar verjaardagsfeestjes komen, met vijf euro in een enveloppe in plaats van een cadeau, omdat ze wat minder bedeeld zijn thuis. Mijn dochter die grappen maakt over en met een Marokkaanse en een Kosovaarse vriendin zoals wij dat deden over Antwerpenaren en Limburgers.
Veelal werkloze ouders
Zo geïntegreerd als zij is, zal ik nooit zijn.
En toch. Toch heb ik vanochtend mijn zoon naar een andere school gebracht. Een overwegend witte school, nog wat verder in Vlaanderen.
Want in het gekleurde gemeenteschooltje waren de veelal werkende ouders van de klas van mijn dochter vier klassen lager vervangen door veelal werkloze ouders. Waren er twee Nederlandstalige kinderen op de zeventien.
Dat mijn zoon geen onderscheid maakt tussen wie wit, zwart of bruin is, is fantastisch. Dat een vriendje ‘rijk’ definieert als ‘twee werkende ouders hebben’ is niet zo’n slechte basisgedachte. Dat mijn zoon besnijdenis heel normaal vindt, en zich slecht voelt omdat hij maar één taal kent, is goed. Dat hij in God en in Allah wil geloven omdat hij dan zeker geen bom op zich krijgt, is al moeilijker. Dat hij vraagt of het waar is dat hij naar de hel gaat omdat hij varkensvlees eet, ook. Dat hij niet begrijpt waarom Sinterklaas maar bij een paar kinderen van de klas komt, is pijnlijk. Dat hij geen wafels verkoopt omdat van zijn klas bijna niemand dat doet, is jammer.
Maar dat buiten de twee Nederlandstalige kinderen iedereen door de zorgjuf uit de klas gehaald wordt voor hulp, is verontrustend. Dat ondanks die hulp een groot deel van de klas 40 minuten doet over oefeningen waarvoor een aantal kinderen slechts 10 minuten nodig heeft, is onwerkbaar. Dat mijn zoon het normaal vindt zijn agenda niet te laten tekenen, gevraagde spullen niet mee naar school te nemen en huiswerk niet te maken omdat er zovelen zijn die dat niet doen, kan niet door de beugel.
Is deze school, die vergelijkbaar is met vele andere, dan een slechte school geworden? Absoluut niet. De inzet van het schoolteam is ongelooflijk. Gratis warm eten voor wie geen eten meekrijgt van thuis. Gratis warme jassen voor wie er geen bij zich heeft. Huistaakbegeleiding, Nederlandse lessen voor de ouders, zorgjuffen, logopedisten… Allemaal fantastisch, maar het lijkt niet meer voor ons te zijn.
Bereidt zijn nieuwe school mijn zoon beter voor op het verdere onderwijs? Ja. Vind ik er snel weer koffiemoeders en mijn vriend voetbal- of fietsvrienden? Ja. Bereidt de school mijn zoon goed voor op het leven in de maatschappij van de toekomst? Wellicht niet. Maar helaas is er geen alternatief in en rond Brussel, en binnenkort in de rest van Vlaanderen. Kansarmoede is daarbij een nog groter probleem dan de taal.
Mijn geloof in de toekomst van onze multiculturele samenleving heeft door de praktijkervaring in een doorsnee-school, een enorme deuk gekregen.
Waar blijft een beleid dat hiervoor oplossingen aanreikt? Andere oplossingen dan van school te veranderen?