Vraag van Jan Laeremans
Graag zou ik een vraag willen stellen over het artikel in DS van 30/11 “Provincie moedigt burger aan tegen gemeentes te procederen”
In De Standaard van 30/11 wordt er fors uitgehaald naar het artikel in Mag.Vlaams-Brabant waarin de provincie haar burgers zou opzetten tegen de bouwvergunningen die de gemeenten hebben uitgereikt. Vooral vanuit de hoek van de socialisten en N-VA komt er zware kritiek.
Dit artikel ontketende een heuse mediastorm waarbij de gedeputeerden Dehaene en Dekeyser fel belaagd werden
Enkele vragen
1) Kan de deputatie niet voor een stuk in de kritiek inkomen? Zeker door de titel en de eerste twee kolommen wekt men de indruk dat een aanvrager die zijn vergunning niet krijgt zonder meer zijn joker mag inzetten bij de provincie.
De titel kan vragen oproepen maar dat was ook de bedoeling om tot lezen aan te zetten. Uiteindelijk is het een informatief artikel om onze bevoegdheden beter bekend te maken.
2) Worden er niet wat hinderpalen gelegd om een te hoog aantal nutteloze beroepen te vermijden? Er is sprake van een kleine onkostenvergoeding, maar is die niet te laag? Is ze in alle provincies dezelfde? Decretaal bepaald: 62,5 €
Is er geen lijst met tips om mensen af te raden om in beroep te gaan in bepaalde situaties?
In 2/3 van de gevallen volgt de provincie immers de beslissing van de gemeente. Wordt dat cijfer aan de kandidaten meegedeeld?
3) Stelt de deputatie bij het behandelen van de beroepen vast dat er grote verschillen zijn tussen de gemeenten in het objectief afleveren van bouwvergunningen? Vallen er sommige gemeenten hierin op en in welke zin ?
Volgens Dehaene is dat niet het geval, tenzij per ongeluk, door het tijdelijk uitvallen van een ambtenaar in Steenokkerzeel, wat tot stilzwijgende weigering van de gemeente leidde en dus haast automatisch tot een bouwberoep.
4) Is de deputatie bereid om eens grondiger in te gaan op deze bouwberoepen in een raadscommissie?
Ja, dat zal gebeuren op de volgende commissie van wonen – maar uiteraard niet over individuele gevallen
Beknopt verslag
De heer Dehaene, gedeputeerde , licht toe dat hij kan inkomen in de kritiek die is geuit. Hij zegt dat de titel boven het artikel in de eerste plaats bedoeld is om de aandacht te trekken en mensen aan te zetten om het artikel te lezen. Hij vindt het echter jammer dat diegene die wél het hele artikel hebben gelezen, alsnog dergelijke kritiek uiten. Het artikel was wel degelijk informatief bedoeld en wees slechts op de mogelijkheden die decretaal voorzien zijn. Hij verwijst hiervoor naar de dossiervergoeding voor een beroep tegen een beslissing over een bouwvergunningsaanvraag die eveneens decretaal is bepaald.
Hij legt uit dat de dossiers die worden ingediend bij de deputatie ook derden-beroepen bevatten. Dit zijn dossiers waarbij bijvoorbeeld een buur de vergunning aanvecht die door de gemeente werd uitgereikt aan de vergunningsaanvrager. Daarenboven zijn er gevallen waarbij er bouwvergunningen stilzwijgend werden geweigerd door de afwezigheid van de stedenbouwkundig ambtenaar van de gemeente. In dergelijke situaties kan bij de provincie beroep aangetekend worden. Daarnaast merkt hij op dat de stad Leuven een wijziging heeft aangebracht in hun stedenbouwkundige verordening waartegen eveneens heel wat beroepen werden ingediend bij de deputatie.
Hij zegt dat het niet de bedoeling is om individuele dossiers in de betreffende raadscommissie te bespreken maar dat de statistieken wel kunnen toegelicht worden. Hij vindt het echter jammer dat sommigen een connotatie van “vriendjespolitiek” geven aan het artikel, terwijl dagdagelijks 15 medewerkers erg plichtsbewust deze dossiers behandelen.
Wat de vraag van de heer Van den Cruijce betreft zegt hij dat het niet klopt dat in 60% van de gevallen de beslissing van de deputatie wordt vernietigd door de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Hij legt uit dat men in 1/6 de van de gevallen, naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen stapt. In slechts 30% van die gevallen wordt de beslissing van de deputatie vernietigd. Het gaat dus uiteindelijk om 6 à 7% van de dossiers waarin de beslissing van de deputatie niet wordt gevolgd. Hij licht nog toe dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen nakijkt of de beslissingen van de deputatie goed geformuleerd zijn. Vernietigingen zijn dan ook vaak gebaseerd op het feit dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen van oordeel is dat de beslissingen van de deputatie niet voldoende zijn gemotiveerd.
De heer Dekeyser, gedeputeerde , voegt hieraan toe dat het zowel gaat over vergunningen als over weigeringen. Hij stelt dat dit verschil niet duidelijk te zien is in de statistieken.
De heer Dehaene, gedeputeerde , antwoordt vervolgens op de vragen van de heer Dunon. Hij zegt dat de deputatie een beroep zeker niet aanmoedigt. Het artikel was informatief in het kader van 20 jaar Vlaams-Brabant. De deputatie blijft uiteraard voorstander van goede afspraken met de gemeente alvorens de vergunningsaanvrager een beroep indient op provinciaal niveau.
Hij vult aan dat de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen niet werd vermeld in het artikel omdat een bijkomende toelichting van die procedure het artikel erg uitgebreid zou maken. In elk afzonderlijk dossier wordt de beroepsaanvrager of de beroepsindiener wel geïnformeerd over de mogelijkheden om de beslissing van de deputatie aan te vechten bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
De heer Laeremans benadrukt het belang van het in kaart brengen van de evolutie van de bouwberoepen bij de deputatie. Hij stelt dat het niet de bedoeling is individuele dossiers te bespreken in de raadscommissie, maar dat het geven van een stand van zaken in de helft van deze legislatuur wel nuttig is. Hij merkt daarenboven op dat in het budget 2016 een bijkomende financiering van 100.000 euro wordt voorzien voor het behandelen van bouwberoepen. Hij vraagt of dit klopt.
De heer Dekeyser, gedeputeerde , antwoordt dat met dit budget een extra medewerker wordt aangeworven om de afbakeningen van de industrieterreinen en stationsomgevingen in eigen beheer uit te voeren. Daarnaast is er ook budget voorzien voor het aanwerven van een diensthoofd om de omgevingsvergunningen op te volgen. Wat de statistieken betreft, stelt hij voor deze in januari 2016 toe te lichten in de raadscommissie.
Mevrouw De Dobbeleer – Van den Eede vraagt of het klopt dat de gemeenten decretaal verplicht zijn om de beroepsprocedure volledig op te nemen bij het verlenen of weigeren van een bouwvergunning. Ze vermoedt dat deze commotie rond het artikel hier ook mee te maken heeft.
De heer Dekeyser, gedeputeerde , beaamt dit.
De heer Van den Cruijce sluit zich aan bij de heer Laeremans en vraagt eveneens de evolutie van de bouwberoepen te bespreken in de raadscommissie. Hij denkt echter dat deze procedure ook soms wordt gebruikt om tijd te winnen. Hij stelt dat de provincie als taak heeft de gemeentebesturen zo goed mogelijk feedback te geven ten einde de kwaliteit van de vergunningen, die worden uitgereikt op gemeentelijk niveau, te verbeteren. Daarnaast is het ook aan de deputatie om voldoende aandacht te schenken aan de motivering van hun beslissingen. Hij betreurt de communicatie in het artikel en benadrukt dat de burger sowieso door de gemeentebesturen zelf wordt geïnformeerd over de mogelijke procedures.
De heer Dekeyser, gedeputeerde , antwoordt dat de provincie wel degelijk rond de tafel zit met de beleidsmakers en de administratie van het gemeentelijk niveau om hen te wijzen op de gevolgen van bouwverordeningen. Het advies van de provincie wordt helaas niet altijd gevolgd.
De heer Dunon zegt dat de provincie bij 200 van de 600 bouwberoepen die worden ingediend, anders beslist. Dit komt neer op een cijfer van ongeveer 35%. Daarenboven behandelt de deputatie sinds 1962 de bouwberoepen op deze manier. Hij stelt dat een evaluatie van de procedure dan ook aan de orde is. page4image35000 page4image35160 page4image35320
De heer Dehaene, gedeputeerde , reageert dat de provincie de procedures volgt die decretaal werden bepaald. Hij benadrukt wel dat de omgevingsvergunning op komst is en dat de procedure in deze context sowieso zal worden aangepast. Hij voegt nog toe dat die 35% moet genuanceerd worden en herhaalt dat sommige bouwberoepen werden ingediend omdat de gemeente door omstandigheden zonder stedenbouwkundig ambtenaar zat. Hierdoor kon in die periode geen enkele vergunning worden afgeleverd. Een ander voorbeeld is wanneer een advies te laat wordt bezorgd aan de betrokken gemeente. De gemeente doet dan een uitspraak over een bouwvergunning maar beschikt op dat ogenblik nog niet over een bindend advies. Ook in dergelijke gevallen lijkt een bouwberoep bij de provincie wél nuttig.
De heer Dekeyser, gedeputeerde , vult nog aan dat bij de behandeling van de bouwberoepen soms nog bijkomend advies wordt gevraagd aan bijvoorbeeld het agentschap ‘Wegen en Verkeer’ of ‘Natuur en Bos’. Dit gaat dan over bijkomende informatie waarover de gemeente nog niet beschikte op het ogenblik dat zij een beslissing nam over de bouwvergunning.