De Brusselaars toonden aan dat ook zij kunnen zorgen voor een sfeervolle Nieuwjaarsreceptie. In het klassevolle gebouw van de VGC mocht regiovoorzitter Bob De Brabandere de talrijk opgekomen leden en sympathisanten welkom heten. Nadien volgden nog toespraken van het Brussels Parlementslid Dominiek Lootens en van voormalig Vlaams Volksvertegenwoordiger Luk Van Nieuwenhuysen.
Luk, een geboren en getogen ketje die later uitweek naar Klein-Brabant, hield een indrukwekkende en pakkende toespraak. U kan deze hieronder nalezen.
Nationalisme heeft veel te maken met het gevoel te behoren tot eenzelfde groep mensen bepaald door een gemeenschappelijk territorium, een taal, een gemeenschappelijke geschiedenis, werk- en leefgewoonten zoals woonst, eten, vrijetijdsbesteding, cultuur. Dit gemeenschapsgevoel maakt dat ik thuis ben in mijn land en met mijn volk.
Klinkt dit gevaarlijk in uw oren ? Klinkt dit als een perverse opvatting die ‘met alle middelen’ moet worden bestreden, zoals Louis Tobback het ooit zei ?
Media en politieke tegenstanders schilderen nationalisme alleszins af als iets verwerpelijks, als een ‘vergif’ dixit Jean-Paul Juncker; een destructief gegeven dat leidt tot oorlog, verdrukking en totalitarisme.
En inderdaad, àls –ik zeg wel àls- onder nationalisme een vorm van imperialisme wordt verstaan, dan is het verwerpelijk. Maar dan is het een aanfluiting van wat nationalisme eigenlijk is en moet zijn en zeker van wat wij er onder verstaan : een bevrijdende en een emanciperende ideologie.
Er bestaan inderdaad veel definities over nationalisme, maar deze waarmee ik mijn toespraak inleidde, van –godbetert- de Vlaamse communist Jef Turf (de ouderen onder u zullen zich zijn naam misschien nog herinneren), beantwoordt naar mijn gevoel het beste aan wat ons, Vlaams-nationalisten, Vlaams Belangers drijft.
Helaas, dat gevoel te behoren tot eenzelfde groep mensen binnen een bepaald territorium, met een gemeenschappelijk taal, werk- en leefgewoonten, met een gemeenschappelijke cultuur;
Dat gevoel dus van ons thuis te voelen, dat is hier in deze stad destijds als eerste van velen in Vlaanderen danig onder druk gekomen.
Ik kom niet zo vaak meer naar Brussel, en als ik het doe is het meestal om rechtstreeks naar het secretariaat op Madou te rijden.
Maar één keer per jaar, op de autoloze zondag in september, dan rijd ik hier rond met de fiets, in de wijken waar ik de eerste dertig jaren van mijn leven heb gewoond en geleefd, waar ik naar school ben gegaan, waar ik uitging… eigenlijk is het telkens weer een oefening van zelfpijniging, niet zozeer omdat ik de Kruidtuin niet meer op zou kunnen met de fiets, maar omdat het telkens weer zo confronterend is.
Deze stad waar ik geboren en getogen ben, waar ik gehuwd ben en waar mijn kinderen hun eerste levensjaren hebben doorgebracht;
Deze stad waar ik me ooit zo thuis voelde, die stad van echte ketjes en echte zinnekes, van zwanzers, van grote muilen met een klein hartje;
Deze stad die altijd als losgeld heeft gediend telkens er door de Vlamingen moest betaald worden om voor de hand liggende rechten te verkrijgen, deze stad die desondanks lange tijd zijn eigenheid wist te behouden;
die stad herken ik vandaag niet meer. De ziel ervan is weg.
Als laatste getuigen van die andere tijden resten er alleen de enkele gebouwen die die nog niet werden neergehaald. Maar de meeste mensen zijn weg, vervangen. Weggedrukt door rijke en arme nieuwkomers die hier hun geluk kwamen en komen zoeken, aangetrokken door opeenvolgende regeringen en daartoe aangemoedigd door de EU. Een Unie die de oorlog heeft verklaard aan een Europa waarbinnen de verschillende volkeren binnen hun eigen grenzen, ieder op hun eigen manier en met hun eigen gewoonten en taal, dit continent vorm hebben gegeven.
Want als het van de Europese bureaucratie afhangt, moet die gemeenschap van samenwerkende naties worden herkneed tot één vormeloze massa die reikt van Ankara tot Kiev.
Denk vandaag de gebouwen weg in Berlijn, Londen, Amsterdam, Parijs….en inderdaad ook in Brussel, en het zijn allemaal klonen van elkaar.
Steden met nog een slinkend aantal autochtonen, die verloren lopen tussen diverse gemeenschappen uit alle hoeken van de wereld; maar die geen geheel vormen, doodeenvoudig omdat ze niets met elkaar gemeen hebben, behalve dan de stad waar ze wonen.
In de Berlijnse potpouri zullen de Turken misschien wat doorwegen in het straatbeeld, in de Amsterdamse de Antilianen en Marokkanen, in Parijs de Algerijnen, Tunesiërs, Marokkanen en andere Afrikanen, in Londen de Pakistani en Jamaicanen.
In Brussel zijn het vooral de Marokkanen, Turken en Congolozen, die al naargelang het stadsdeel de toon zetten. Maar de eigenheid van elk van die Europese steden is zoek, niet als het gevolg van een of andere organische groei, maar ingevolge een doelbewuste strategie van diegenen die belang hebben bij een Europa en een wereld zonder grenzen, en van hun politieke marionetten.
De gevolgen zijn desastreus . Want samen met die eigenheid is ook de samenhang verdwenen.
En samenhang is de basis voor solidariteit en dus voor onze sociale zekerheid;
Samenhang is een noodzakelijk voorwaarde voor onze veiligheid, voor ons gevoel van welbevinden en voor een goed functionerende democratie.
Datgene waardoor wij ons ergens thuis voelen, datgene wat ons geborgenheid en houvast biedt, dat is voor een groot deel weggeslagen.
Toen ik nog klein was, werden de inwoners van de gemeente waar ik ben opgegroeid, nog schertsend de boerkes van Jette genoemd. Tot de verkavelaars hun werk deden. In de omgeving van de Tentoonstellingslaan werd een groot aantal woonblokken gebouwd. Het betekende de doorbraak van het FDF in Jette. De gemeente zou nooit meer dezelfde zijn.
Ik ging naar school in het atheneum van Molenbeek, toen nog gelegen in de Hoveniersstraat, een zijstraat van de Ribeaucourt. Het was er allemaal wat verouderd en verwaarloosd, maar het was nog authentiek. Er waren veel cafés waar volksmensen samenkwamen om een pint te drinken en met elkaar te praten. Vandaag wordt er in het centrum van Molenbeek geen bier meer geschonken en het atheneum verhuisde al jaren terug naar de Mettewie, ‘veilig’op de grens met Dilbeek. En het centrum van Molenbeek zou nooit meer hetzelfde zijn.
Later ben ik in Sint-Agatha-Berchem naar school gegaan, op sommige plaatsen toen nog een bijna landelijke gemeente, met de laatste Nederlandstalige burgemeester van de negentien Brusselse gemeenten. Die man is al een tijdlang verdwenen en de gemeente is nooit meer dezelfde geweest.
Na mijn huwelijk zijn we in Molenbeek gaan wonen.
Toen we in 1977 met de nieuwe partij begonnen kreeg ik daar af en toe mensen aan de deur die op zoek waren naar -laat ons zeggen- sociaal dienstbetoon.
Maar we hadden amper een organisatie en al zeker geen mandatarissen die we konden inschakelen om mensen te helpen. In feite stonden we even machteloos als de machtelozen die ons kwamen opzoeken.
Ik zal nooit een van die eerste machtelozen vergeten. Het was een simpele gepensioneerde werkmens die zijn leven lang geld opzij had gelegd om zijn huisje ergens in het centrum van Molenbeek af te betalen. Dat huisje, daar waren zijn kinderen opgegroeid, daar had hij een groot stuk van zijn leven in doorgebracht en daar wilde hij ook zijn oude dag in doorbrengen. Hij was er zoanig aan gehecht dat hij al te lang had geaarzeld toen de eerste tekenen opdoken dat zijn buurt in ijltempo ging vervreemden. Uiteindelijk werd hij weggepest om de plaats te ruimen voor de nieuwkomers, maar de prijs die hij nog voor zijn huis kon krijgen was zodanig gezakt, dat hij heel zijn leven voor niets had gewerkt.
Hoeveel kleine lieden uit Molenbeek, Schaarbeek, Sint-Joost, Anderlecht, Vorst, Brussel-stad en uiteindelijk uit de meeste Brusselse gemeenten, hebben er niet hetzelfde meegemaakt.
Zij hebben nooit kunnen rekenen op begrip -laat staan op de sympathie- van de zogenaamd sociale partijen, van de zogenaamd sociale organisaties, van de kerk, de koning of UNIA.
Zij mochten nooit rekenen op een huis aan huis bezoek van te partij van Beke, integendeel.
Ze keken aan tegen een omhooggestoken vingertje.
Ze kregen te horen dat ze verdraagzaam moesten zijn,
ze kregen voorgeschreven wat ze al dan niet –en vooral wat ze niet- mochten denken, zeggen of schrijven, op straffe van uitsluiting of zelfs vervolging.
Op een gegeven ogenblik heb ik gedaan wat zovelen voor mij en nog zovelen na mij hebben gedaan : moe getergd door openbare besturen die Vlamingen liever kwijt waren om ze te vervangen door nieuwkomers, bezorgd omdat er in de kleuterklas van mijn kinderen hoe langer hoe minder Nederlands werd gesproken, ongerust omdat de vervreemding altijd maar dichter bij de wijk kwam waar ik woonde : ik heb de stad verlaten, ik ben verhuisd.
Eén van de velen : want op minder dan een halve eeuw is deze stad volkomen vervreemd van zijn eigen oorspronkelijke inwoners.
Bendevorming is in dit land strafbaar, behalve in de politiek.
Deze stad is inderdaad in handen gevallen van een bende waarvan de leden één ding gemeen hebben, ook al behoren ze tot verschillende politieke partijen die elkaar onderling soms behoorlijk lijken te bevechten : met name hun wil om alles te houden zoals het is, met uitzondering dan van het feit dat ze van het gewest een afzonderlijke gemeenschap willen maken, naast de Franse en de Vlaamse gemeenschap.
Welnu, àls we al van een Brusselse gemeenschap kunnen spreken, dan het is die van politici die er op uit zijn om hun zakken vullen, die aan vriendjespolitiek en nepotisme doen en die meestal uitblinken door onkunde en onbekwaamheid.
In het geatomiseerde Brussel zijn zij zowat de enigen die zich hier nog in hun sas voelen, samen met een handvol wereldverbeteraars allicht.
Naar aanleiding van de discussie over een mogelijke fusie van de Brusselse politiezones tot één zone, legde Vincent De Wolf, MR burgemeester van Etterbeek, vorige maand uit waarom hij daartegen is. Praktische bezwaren kwamen er amper aan bod; dat zou overigens moeilijk zijn geweest want er zijn alleen maar praktische voordelen verbonden aan zo’n fusie.
Maar Dewolf liet in zijn kaarten kijken. Hij is bevreesd dat een fusie van de politie een voorafname zou zijn van een fusie van de negentien Brusselse baronieën tot één efficiënt en doorzichtig bestuurd Brussels stadsgewest.
En dat hebben de 19 baronnen liever niet.
Zeker niet als daardoor de politieke aanwezigheid van Brusselse Vlamingen te belangrijk zou worden, zoals ze vandaag die aanwezigheid in het Brussels parlement en in de Brusselse regering al te belangrijk vinden.
Het verzet tegen de fusie tot één politiezone –en derhalve tegen een efficiënt veiligheidsbeleid- is dus naast het veilig stellen van persoonlijke belangen ook communautair ingegeven.
Niet de vernielingsgolf na een Afrikaanse voetbalwedstrijd, niet de rellen op het Muntplein, niet het terroriseren van een trein, niet de veldslagen in de Kanaalzone, niet de aanvallen op het personeel van de hulpdiensten, niet de instortende tunnels, niet het gesjoemel in vzw’s, niet het gepruts met allerlei projecten als Neo en Dockx zijn het probleem, wèl blijkbaar de vrees dat de Brusselse Vlamingen teveel macht naar zich zouden toetrekken.
Ik begrijp die vrees van Vincent De Wolf en zijn kompanen trouwens niet.
Wat valt er in godsnaam te vrezen van de Van Hengels, de Pascal Smets, de Bianca De Baetsen en de Bruno De Lilles van deze wereld, die voortdurend bewijzen plat op hun buik te gaan voor de grote bazen van de PS, de MR, CDH en Ecolo ?
En het is zeer de vraag of ze iets te vrezen hebben van de NVA.
Als er daarover al enige twijfel zou zijn, laat ze maar eens goed naar de federale regering kijken : ze hoeven hoegenaamd niets te vrezen.
Tenzij de Brusselaars massaal in de stembus gaan revolteren tegen het feit dat de politie al te vaak met gekruiste armen moet toekijken hoe eigendommen van inwoners en van de gemeenschap wordt vernield, tegen het feit dat sommige wijken taboe zijn voor de politie, tegen het feit dat criminelen weinig in de weg wordt gelegd, tegen het feit dat deze stad volksverhuizers met open armen blijft onthalen, tegen het gesjoemel van al te veel politici in al te veel dossiers, tenzij dus de Brusselaars daar niet massaal tegen ingaan, krijgen we –krijgt u- de volgende jaren meer van hetzelfde.
Ik las ergens dat een staat die er niet in slaagt geweld in te dijken, daders in te rekenen en te straffen, en de slachtoffers integraal te vergoeden, een ‘failed state’ kan worden genoemd. Welnu, Brussel is een ‘failed city’ of een ‘failed region’, zo u dat wil.
Er is maar één stem die daartegen ingaat, er is maar één partij waar de Brusselse politieke maffia ooit schrik van heeft gehad en opnieuw schrik van moet krijgen en u weet natuurlijk welke partij ik bedoel.
Ik ben mijn uiteenzetting begonnen met een eenvoudige definitie van het nationalisme.
Veel van de elementen die deel uitmaken van onze nationalistische visie staan vandaag onder druk.
Naast het thuisgevoel dat we trachten te handhaven of terug te vinden, maken we ons ongerust –en heel terecht- over de leefbaarheid van de sociale zekerheid, de kwaliteit van ons onderwijs, de toenemende invloed van religie op onze samenleving, over de tijdbommen die onze steden geworden zijn.
Reken niet op het begrip, de empathie, op het medeleven van diegenen die u sedert jaar en dag besturen.
Laat u niet beetnemen door de perceptie van een regering die de volksverhuizing in de richting van dit land zegt aan te pakken. Cijfers liegen niet.
Geloof niet langer de beloften over verandering die keer op keer worden ingeslikt.
Geef de strijd om eindelijk thuis te komen in ons land en met ons volk, nooit op.
Wie vandaag Brussel opgeeft omdat de zaak hier zogezegd verloren is, die
zal morgen ook argumenten vinden om Vlaanderen en uiteindelijk West-Europa, onze cultuur, onze gewoonten, onze manier van leven op te geven.
Denk niet dat het wel zal loslopen, dat het vanzelf zal goedkomen.
Het is zoals Fleur Agema, de vice-fractievoorzitster van de Nederlandse PVV het in ons magazine van deze maand zegt : “Als niemand opstaat, bestaan we over een paar decennia gewoon niet meer”.
In heel Europa klinkt er een ‘wake up call’, die overal belichaamd wordt door de opkomst en de opgang van nationalistische, identitaire volkspartijen. Laat dat hier niet anders zijn.
Ik wens u veel moed en volharding toe om ook in deze stad de strijd niet op te geven.